Logopedie
Wanneer logopedie?
Logopedisten onderzoeken, begeleiden en behandelen stoornissen op het gebied van taal, spraak, mondgedrag, eten en drinken, adem en stem en gehoor.
U kunt bij de logopedist terecht met veel uiteenlopende vragen.
Spraakstoornissen
Articulatiestoornissen
Spraakklanken worden niet gemaakt, weggelaten of vervormd uitgesproken. Soms praat een kind onduidelijker dan op grond van zijn leeftijd verwacht kan worden. Een articulatieprobleem kan zonder aanwijsbare oorzaak aanwezig zijn, maar kan ook veroorzaakt worden door bijvoorbeeld regelmatige oorontstekingen, slechthorendheid, gehemelte- lipspleten, algemene ontwikkelingsproblemen enzovoort.
De logopedist onderzoekt of er sprake is van een algemeen vertraagde spraakontwikkeling of er meervoudige articulatiestoornissen (weglaten, vervangen of vervormen van klanken) zijn, of dat er een articulatieprobleem als slissen/lispelen is.
Binnen de logopedische behandeling staat een ontspannen situatie centraal. Bij kinderen wordt dan ook vaak spelenderwijs gewerkt aan bepaalde therapiedoelen. We gebruiken veel verschillende methodes om het spreken te verbeteren.
Nasaliteit
Bij open neusspraak ontsnapt er teveel lucht via de neus. Dit gebeurt vaak bij een gehemeltespleet (schisis). Er kan ook sprake zijn van een gesloten neusspraak waarbij spraakklanken die door de neus moeten klinken (/m/ /n/ /ng/) door de mond gaan.
Als de nasaliteit is onderzocht wordt de behandeling bij de open neusspraak ingezet op het richten van de luchtstroom door blaas- en zuigoefeningen (bij kinderen in spelvorm) te doen. Hierdoor wordt het velum geactiveerd en kan de neusholte bij spreken beter afgesloten worden.
Bij een gesloten neusspraak is het belangrijk om een goede lipsluiting en neusademhaling te bereiken.
Stotteren
Bij jonge kinderen komt het soms voor dat ze niet vloeiend spreken. Dat kan vanzelf verdwijnen. Kinderen kunnen al jong reacties op stotterend spreken gaan vertonen waaruit blijkt dat ze zich tot op zekere hoogte bewust zijn van hun onvloeiend spreken en er mogelijk ook last van ondervindt. Als een kind spreken gaat vermijden (bijv. “weet ik niet” en vechtgedrag (bijv. ogen dichtknijpen) vertoont is het verstandig om niet te lang te wachten. Zeker als u zich zorgen maakt over uw kind is het goed om te bespreken wat meespeelt in het stotteren. Bij jonge kinderen betekent de logopedist inschakelen niet dat er meteen een langdurig, intensief behandeltraject gestart wordt. Er wordt geïnventariseerd welke factoren meespelen bij het niet vloeiend spreken en de stotterernst wordt bepaald. Mogelijk volgen een paar begeleidingssessies en maken we afspraken hoe het stotteren te monitoren. Hierin is het belangrijk om de kans op spontaan herstel zo groot mogelijk te maken.
Het is goed om bij twijfel of zorgen contact op te nemen, zodat ingeschat kan worden of er sprake is van normale onvloeiendheden of mogelijk beginnend stotteren. U kunt als ouders ook alvast de Screeningslijst voor Stotteren invullen. Bij een score van 11 of hoger wordt geadviseerd contact op te nemen met een deskundige. Is de score lager en heeft u toch zorgen, bel dan gerust voor telefonisch overleg.
Mocht het noodzakelijk blijken om logopedie in te zetten dan zijn daar diverse manieren voor en wordt het kind spelenderwijs benaderd en u wordt als ouder begeleid in hoe u uw kind het beste kunt helpen.
Is een kind al ouder dan is de therapie veel meer direct.
Wanneer volledig vloeiend spreken niet haalbaar blijkt, is vrijuit, spontaan en ontspannen stotterend spreken het doel.
Bij jongeren en volwassenen bestaat het stottergedrag meestal niet alleen uit onvloeiende spraak. Gedachten en gevoelens die gekoppeld zijn aan het stotterend spreken zullen daarom ook aandacht krijgen.
Bij het logopedisch onderzoek worden de technische aspecten van het spreken bekeken en ook worden de factoren die de communiceren belemmeren in kaart gebracht (bijv. welke gesprekssituaties worden uit de weg gegaan, welke gevoelens spelen mee enz.)
Tijdens de behandeling worden (spreek)technieken getraind om meer controle over het stotteren te krijgen. Er wordt gezocht naar mogelijkheden om meer ontspannen te communiceren.
Therapie is maatwerk, iedere persoon die stottert is uniek en dus is elk therapietraject uniek.
Broddelen
Er kan sprake zijn van broddelen als het spreken slecht verstaanbaar is door een veel te hoog spreektempo, een onregelmatig niet vloeiend of niet ritmisch patroon, waarbij stukjes van lange woorden niet gezegd worden en kleine woorden in het spreken worden vergeten.
De verstaanbaarheid kan getraind worden, maar ook zal er aandacht zijn voor de vele andere problemen die bij broddelen aan de orde kunnen zijn (concentratie, intonatie enz.).
Dysartrie
Door een beschadiging van het zenuwstelsel kan een dysartrie ontstaan. De spieren die nodig zijn voor het spreken werken onvoldoende. Vaak is niet alleen de spraak maar ook het ademen en de stemgeving aangedaan.
Oorzaken van dysartrie zijn onder andere een beroerte (CVA), een hersentumor, een ongeval, een spierziekte zoals ALS (Amyotrofische Lateraal Sclerose) of een neurologische aandoening (bijv. ziekte van Parkinson, MS).
Er zijn allemaal verschillende uitingsvormen van dysartrie.
Elke aandoening vraagt een eigen onderzoek waarbij het gevoel en het functioneren van de spieren onderdeel zal zijn.
De behandeling is zeer afhankelijk van het probleem en zeer divers. Als met logopedische behandeling verstaanbaar spreken niet mogelijk is, zal een geschikt communicatiemiddel gezocht worden. Dan kan het gaan om een gebarensysteem of een elektronisch communicatiehulpmiddel.
De praktijk is aangesloten bij Parkinsonnet. Binnen dit landelijk netwerk van zorgverleners die gespecialiseerd zijn in het behandelen en begeleiden van parkinsonpatiënten werken de hulpverleners nauw samen volgens vastgestelde richtlijnen.
Taalstoornissen
Taalontwikkelingsstoornissen
Bij de meeste kinderen verloopt het leren van de taal als vanzelf. De taal ontwikkelt zich in een vast patroon. Kinderen begrijpen taal, gaan brabbelen, zeggen hun eerste woordjes, maken zinnen die steeds langer worden en kunnen verhalen vertellen. Soms verloopt de taal op jongere leeftijd niet zoals je zou verwachten. Kinderen beginnen dan bijvoorbeeld veel later met spreken, kennen weinig woorden, maken gebrekkige zinnen of kunnen een verhaal niet begrijpen of vertellen. Er kan sprake zijn van een taalontwikkelingsstoornis. Deze kan zonder duidelijke reden optreden, maar er kunnen ook verschillende oorzaken zijn. Voorbeelden zijn regelmatige oorontstekingen, autisme enz.. Door een algemene ontwikkelingsachterstand (bijv. bij het syndroom van Down) kan een dysfatische ontwikkeling optreden. Bij meertaligheid kan sprake zijn van een taalachterstand. Wanneer er een stoornis is in de eerste taal zal ook de ontwikkeling van de tweede taal verstoord verlopen.
Als een kind zich onvoldoende kan uiten, kan dit tot gedragsproblemen leiden. Het kind wordt opstandig, driftig of gaat zich juist terugtrekken.
De logopedist gaat onderzoek doen zodat de taalontwikkeling in kaart gebracht wordt. Hiervoor worden tests gebruikt die afgestemd zijn op de leeftijd van het kind, dus vaak ook als een spel ervaren worden. Ook kunnen vragenlijsten meegegeven worden om helderheid te krijgen over het problematiek.
In de behandeling wordt aangesloten op de aspecten van de taal die onvoldoende zijn. Afhankelijk van de leeftijd van het kind wordt gekozen voor een behandeling die aansluit bij de mogelijkheden en interesses van het kind. Om het kind plezier te laten hebben in de communicatie wordt vaak spelenderwijs gewerkt aan (basis)communicatie, woordenschat, taalvorm (verbuigingen, vervoegingen en zinsbouw) en het begrijpen en kunnen vertellen van een verhaal. Kinderen kunnen al heel jong geholpen worden. Dan worden geregeld ondersteunende gebaren gebruikt waardoor het kind zich gemakkelijker kan uiten.
Ouders wordt geleerd hoe in allerlei dagelijkse situaties aandacht aan de taal wordt besteed.
Ook oudere kinderen kunnen nog een taalprobleem hebben. Ze weten bijvoorbeeld niet hoe je iemand aanspreekt, welke informatie je in een gesprek wel of niet geeft, ze hebben moeite met de logische volgorde of woordkeuze in een verhaal. Wij zullen onderzoek en behandeling altijd afstemmen op de leeftijd van het kind.
Dyslexie
Er zijn verschillende taalleerproblemen die ten grondslag liggen aan problemen met het lezen en spellen. Er kan sprake zijn van auditieve verwerkingsproblemen, fonologische stoornissen (herkennen van spraakklanken), grammaticale problemen en problemen met de betekenisverlening.
Logopedisten onderscheiden zich van andere beroepsgroepen die met dyslexie werken (bijvoorbeeld remedial teachers en orthopedagogen) door de kennis op het gebied van de fonologie en (oproepen van) de taal.
De behandeling is vooral gericht op de auditieve verwerkingsproblemen (onderscheiden, herkennen, analyseren en synthetiseren van klanken waarbij de koppeling wordt gemaakt tussen het horen en zien van letters), grammaticale problemen (correct kunnen toepassen van regels met betrekking tot woordvorming, zinsbouw en spelling) en betekenisverlening (verbeteren van het vinden van de woorden, leggen van relaties en het pragmatisch taalgebruik).
Taalstoornissen op latere leeftijd
Taalproblemen die op latere leeftijd ontstaan kunnen worden veroorzaakt door beroerte (CVA). Bij een afasie zijn er problemen in de taal die zich op vele manieren kunnen uiten. De moeilijkheden kunnen betrekking hebben op de woordvinding, het maken van zinnen, begrijpen van taal, lezen en schrijven. De ernst en omvang van de problematiek zijn onder andere afhankelijk van de plaats en ernst van het hersenletsel.
De taalproblemen worden onderzocht en in kaart gebracht. Er wordt specifieke therapie gegeven en het compenseren van en het omgaan met de problematiek heeft een grote plek binnen de logopedie. Er wordt gebruik gemaakt van taaloefeningen op allerlei vlakken (begrip, woordvinding, zinsvorming, overbrengen van een verhaal) en er kan indien nodig gezocht worden naar alternatieve communicatiemiddelen.
Ook bij dementie kunnen taalproblemen voorkomen. De verschijnselen op taalgebied verschillen per persoon. De nadruk binnen de begeleiding ligt op het (blijven) gebruiken van taal, en hierbij worden vaak hulpmiddelen ingezet om de communicatie zo goed mogelijk te behouden.
Presentatie
Spreken in het openbaar, presenteren gaat over communicatie. In een presentatie wordt een boodschap overgebracht. Wij kijken breed naar houding, adem, stemgeving, uitspraak, en lichaamstaal. De logopedist kan helpen om bepaalde aspecten die maken dat je niet overkomt zoals je wilt veranderen en coachen.
Adem en stemstoornissen
Ademstoornissen
Niet goed ademen kan problemen veroorzaken bij het spreken. Sommige aandoeningen (COPD en astma) hebben benauwdheid tot gevolg. Ademtherapie kan helpen om de klachten te verlichten.
Bij hyperventilatie zijn adem en lichamelijke activiteit niet goed op elkaar afgestemd. De logopedist brengt de afwijkende wijze van ademen en alles wat daarmee in verband staat in kaart. Tijdens de behandeling wordt een functioneel en evenwichtig adempatroon in rust, tijdens spreken en andere lichamelijke inspanning aangeleerd. Problemen die met de hyperventilatieklachten samenhangen worden opgelost. Ontspanningsoefeningen maken deel uit van de behandeling.
Stemstoornissen
Er zijn veel verschillende stemproblemen. Stemstoornissen kunnen organische oorzaken hebben (bijv. stembandverlammingen en strottenhoofdkanker). Ook kan verkeerd stemgebruik uiteindelijk leiden tot organische problematiek (bijv. stembandknobbels).
Beroepssprekers (bijv. leerkrachten) kunnen last krijgen van hun stem.
Onderzocht worden de factoren die de stemfunctie nadelig beïnvloeden . Gekeken wordt naar de lichaamshouding, (spier)spanningen en de adem. Geluisterd wordt o.a. naar de stem en zijn (on)mogelijkheden in bereik en volume.
Tijdens de logopedische behandeling bespreken we wat nadelig is voor de stem (bijv. schreeuwen, fluisteren, keelschrapen, kuchen of fluisteren) en wat een goede invloed kan hebben. Er zijn verschillende methodes die ingezet worden. Aspecten binnen de therapie zijn adem, houding en keel.
Via laryngeale facilitatie kunnen de spieren van hals, nek, kaak en mondbodem losgemaakt worden.
Gehoorstoornissen
Als je niet of slecht kan horen, is communiceren moeilijk. De logopedist kan ingeschakeld worden bij het leren spraakafzien (liplezen).
Met een cochleair implantaat kunnen de hoormogelijkheden van dove en ernstig slechthorende kinderen en volwassenen aanzienlijk worden verbeterd. De logopedische behandeling bij kinderen met een CI is gericht op de luister- spraak- en taalontwikkeling. Wij geven volwassenen die een CI gekregen hebben hoortraining om de geluiden te leren herkennen en spraak te leren verstaan.
Soms lijkt het alsof een kind niet goed kan horen, maar blijkt bij een gehoortest dat er met het gehoor niets aan de hand is. Er kan sprake zijn van een auditief verwerkingsprobleem. Het verwerken van de geluidssignalen in de hersenen verloopt dan niet probleemloos. Hierdoor kan een kind veel (verschillende) moeilijkheden krijgen. De logopedist levert een belangrijke bijdrage aan het ontdekken en vaststellen van problemen in de luistervaardigheid. De behandeling is gericht op het trainen en compenseren van de luistervaardigheid en de nadelige gevolgen hiervan op het gebied van de taalontwikkeling, communicatieve vaardigheden en leren lezen.
Slikstoornissen
Eet- en drinkstoornissen bij kinderen
Jonge kinderen kunnen problemen hebben bij zuigen, slikken en kauwen. Eet- en drinkstoornissen bij kinderen ontstaan doordat de kinderen de spieren die nodig zijn bij het zuigen, afhappen van een lepel, bijten, kauwen en slikken niet onder controle hebben.
De logopedist onderzoekt de totale motoriek en lichaamshouding van het kind tijdens het (geven van) eten en drinken. Gelet wordt op de aan- of afwezigheid van reflexen en er wordt onderzoek gedaan naar de spierspanning en gevoeligheid in en rond de mond.
Tijdens de behandeling krijgen de ouders en verzorgers adviezen. Soms wordt een andere speen, fles, beker of lepel aangeraden. Ook geeft de logopedist aanwijzingen met betrekking tot de structuur of dikte van de voeding en de manier van voeding aanbieden. De houding is daar ook een onderdeel van.
Slikstoornissen bij volwassenen
Door een hersenaandoening/beschadiging, operatie in het hoofd- halsgebied, ongeval of ziekte kunnen problemen ontstaan met het slikken. Er kan sprake zijn van problemen met het kauwen, verslikken, hoesten bij het eten en drinken, last van voedsel dat in de keel blijft hangen enz..
We onderzoeken waardoor de problematiek veroorzaakt wordt en hoe dit verholpen of gecompenseerd kan worden. De behandeling zal afhankelijk zijn van de reden van de slikstoornis. Mogelijk worden spierversterkende oefeningen gedaan, compenserende houdingen geadviseerd en geoefend, adviezen gegeven ten aanzien van bijv. bekers die gebruikt worden, de consistenties van eten en drinken aangepast.
Als er geen duidelijke onderliggende oorzaak te vinden is, er “globusgevoel” is, en het lijkt of eten blijft hangen, kan via manuele manipulatie de keel losgemaakt worden.
Afwijkende mondgewoonten
Afwijkende mondgewoonten zijn negatief voor de stand van het gebit, het spreken, het gehoor en de algemene gezondheid.
Bij mondademen worden de lippen (in rust) onvoldoende gesloten, waarbij niet door de neus wordt geademd. Als de neusdoorgankelijkheid niet beperkt wordt door bijv. verkoudheid, wordt toch door de mond geademd. Gevolgen hiervan zijn verslapping van de mondspieren, kans op oorontstekingen en andere gezondheidsproblemen.
Voor de tandstand is het negatief als afwijkend geslikt wordt. De tong ligt dan vaak laag onder in de mond en wordt bij slikken tegen of tussen de tanden geperst.
Zuigen op een duim, vinger of speen is normaal bij baby en peuter, omdat zij nog een grote zuigbehoefte hebben, maar wordt op een gegeven moment een gewoonte waardoor vormveranderingen in de mond kunnen ontstaan (bijv. een hoog gehemelte) en scheefstand van de tanden.
Vaak komen afwijkende mondgewoonten voor in combinatie met lispelen/slissen.
De logopedist onderzoekt de problemen en doet metingen waardoor goed in de gaten gehouden kan worden welk effect de therapie heeft. De OMFT (Orale MyoFunctionele Therapie) wordt vaak voorgeschreven door orthodontisten en tandartsen omdat zij de tandstand beter en sneller kunnen reguleren als afwijkende mondgewoonten verdwenen zijn.
Bij de OMFT kan gebruik gemaakt worden van hulpmiddelen, bijv. een mondtrainer (maakt kinderen bewust van een goede lipsluiting, neusademing, tongpositie en juist slikgedrag) of face former (traint lipspieren en laat wennen aan neusademhaling).